Plannen kabinet om inkomen uit vermogen in box 3 rechtvaardiger te belasten
Vanaf 2026 zal er een nieuw stelsel voor box 3 komen waarin het werkelijke rendement op vermogen wordt belast. Voor de tussenliggende jaren werkt het kabinet met overbruggingswetgeving. De tijdelijke wetgeving gaat uit van de werkelijke verdeling van spaargeld, beleggingen en schulden. Daarbij gebruikt de Belastingdienst rendementspercentages die dichtbij de echte percentages voor sparen, beleggen of lenen liggen.
Doel: beter kijken wat iedereen persoonlijk heeft aan spaargeld of beleggingen
Het kabinet kijkt tijdens de overbruggingsperiode naar de echte verdeling van spaargeld en beleggingen. Daarbij gebruikt het rendementspercentages die gebaseerd zijn op de actuele percentages voor sparen of beleggen. De actuele spaarrente is bijvoorbeeld veel lager dan het rendement op beleggingen. Deze percentages worden per jaar voor iedereen bepaald.
Tot en met 2020 ging de belasting in box 3 uit van een vaste vermogensmix. Met vaste delen voor sparen en beleggen afhankelijk van de hoogte van het vermogen. Dit was voor iedereen hetzelfde, ook wanneer iemand alleen spaargeld had. Door dit systeem betaalden mensen met spaargeld (met laag rendement) te veel belasting. Beleggers (met hoog rendement) betaalden juist te weinig.
Voorstel: tot en met 2025 belasting berekenen op vermogen dat iemand echt heeft
Om tot de belasting in box 3 te komen wordt er een nieuwe berekening gemaakt. Hiervoor moeten eerst een aantal waardes worden bepaald. Dit zijn de:
- Grondslag. Dit is de waarde van alle bezittingen, min de aftrekbare schuld en het heffingsvrije vermogen van € 50.650 voor 2022 (€ 101.300 bij een fiscale partner).
- Rendementspercentage: het berekende rendement op spaargeld en beleggingen min een vast rentepercentage op schulden gedeeld door het totale vermogen x 100%. Het percentage wat overblijft is het rendementspercentage.
Voor deze berekening wordt de grondslag vermenigvuldigd met het rendementspercentage. Het bedrag dat hier uitkomt is het inkomen uit vermogen, waar burgers 31% belasting over betalen. Dit tarief voor box 3 wordt jaarlijks met 1% verhoogd naar 34% in 2025. Het heffingsvrij vermogen wordt dan ongeveer € 57.000.
Verschil tussen rechtsherstel en overbruggingswetgeving
De Hoge Raad heeft eind vorig jaar de systematiek van de vaste verdeling tussen spaargeld en beleggingen en de vastgelegde rendementen daarover als oneerlijk veroordeeld. Ongeveer 60.000 mensen hebben bezwaar gemaakt tegen de heffing in box 3. Het kabinet herstelt de berekende belasting over 2017 tot en met 2020 voor iedereen die bezwaar heeft gemaakt en voor iedereen in de jaren 2021 en 2022.
Er is wel een belangrijk verschil tussen het rechtsherstel en de overbruggingswetgeving. Bij het rechtsherstel (de jaren tot en met 2022) wordt de nieuwe berekening vergeleken met de berekening uit het oude stelsel. De berekening die het gunstigst is voor de belastingplichtige wordt toegepast. Belastingplichtigen die met de oude berekening meer belasting hadden betaald dan met de nieuwe berekening, krijgen dat deel terug. Belastingplichtigen voor wie de oude berekening gunstiger is, hoeven tot en met 2022 niet bij te betalen.
De overbruggingswetgeving (2023 en 2024) past de nieuwe berekening voor iedereen direct toe in de belastingaangifte. Soms moeten mensen meer belasting betalen dan onder het oude stelsel het geval was. Het gaat dan vooral om mensen met meer beleggingen, niet om mensen met alleen spaargeld.
Stand van zaken voorstel
Wanneer de Tweede Kamer en Eerste Kamer de plannen goedkeurt, is de berekening van belastingbetaling voor box 3 tot en met 2025 definitief vastgesteld.
Bron: Rijksoverheid.nl